Daarin boeiende bijdragen van Frank zelf, en van mensen als journalisten Chris Keulemans en Frénk van der Linden, en muzikant Albert van Veenendaal.
Marja Vuijsje schreef een prachtig stuk over Franks bizarre jeugd en de teloorgang van zijn ouders. Grootvader was opperrechter van Brits-Indië. Na de Partition in 1947 verhuisde de verlichte moslimfamilie Siddiqui naar Karachi, Pakistan.
Franks vader kwam naar Nederland, naar het leek voorbestemd voor een topfunctie bij Philips. Daar ontmoette hij Franks moeder, kind van een paranoïde boerenzoon uit Yrseke die zichzelf acht talen leerde, plus viool spelen en bouwen – maar die zijn kinderen terroriseerde en na het huwelijk van zijn dochter met de ‘Aziaat’ begon hij de gesprekken met zijn schoonzoon op te nemen, overtuigd dat die een spion was.
Na enkele jaren in Cairo en Dhaka keerde het gezin terug naar Nederland. De carrière van Franks vader werd gefnuikt, volgens Frank omdat hij als Aziaat en als moslim werd gediscrimineerd – ondanks zijn hartstochtelijke pogingen tot aanpassing. Het huwelijk liep op de klippen, vader Siddiqui raakte aan de drank en stierf uiteindelijk als een door alles en iedereen verlaten zwerver. Kort na de scheiding, toen Frank 13 was, belandde zijn moeder, wier ambitie om zangeres te worden al evenzeer smoorde, in een psychiatrische inrichting. Zijn jongste broertje zat al in een pleeggezin, Frank en de tweede broer werden zo’n beetje opgevangen door de buren.
Zijn jeugd heeft Frank op allerlei manieren sterk beïnvloed: de muzikaliteit van zijn moeder en zijn opa (Frank was een gretig muzikant), de teloorgang van zijn vader (Frank richtte zich als journalist zeer heftig tegen de opkomende islamofobie), het isolement en later het uiteenvallen van het gezin: hij hunkerde naar vriendschap en geborgenheid.
Frank was onstuimig, slim, grappig en warmhartig. Maar hij was geen makkelijk mens. Marja Vuijsje beschrijft prachtig hoe hij vrienden belaagde door ‘het verongelijkte gnoompje dat in ons allen huist de vrije loop te laten’ en heeft het over ‘de giftige mails die hij in tijden van stress, somberheid, slapeloosheid en net dat ene borreltje te veel’ soms te snel verstuurde. Ik ken ze.
Maar des te groter is mijn bewondering voor de enorme ommekeer die de aanzegging van de dood in hem teweeggebracht heeft. In de maanden na juli 2015 loste hij alle – of zeker de meeste – conflicten met vrienden op. Onze brouille van jaren konden we in een gesprek van een kwartier uit de wereld jagen; we wierpen de onenigheid symbolisch van ons af door elk een zoete aardappel vanaf het balkon zo ver mogelijk weg te keilen.
Frank zocht de laatste maanden steun in het Boeddhisme. Hij leek meestentijds in het reine met de afsluiting van zijn leven en toonde zich een steeds gelukkiger mens.
Bij aankomst bij de boekpresentatie, vrijdag, zag hij geel tot in zijn oogwit. Maar (mede dankzij Retilin) kwam hij al snel op kamertemperatuur en werd hij kwiek en scherp zoals we hem kennen: een laatste, alle energie opsouperende explosie. De volgende ochtend begon het einde.
Hij is niet mijn eerste vriend die achter de horizon verdwijnt. Steeds is dat diepdroevig. Maar nog nooit heb ik een zo ‘inspirerend’ levenseinde van nabij meegemaakt. Uiteindelijk zullen we allemaal op onze eigen wijze moeten sterven. Maar als ik in mijn levensavond enigszins kan benaderen hoe Frank dat heeft gedaan, mag ik me gelukkig prijzen. Frank, ik dank je voor dit grootse voorbeeld en voor je vriendschap.
Lonnie en de vele vrienden, ik wens jullie heel veel sterkte met het gemis van een bijzondere man.